PARAMARIBO - Het ambtenarenapparaat is een waterhoofd geworden. Elke regering doet daar een schepje bovenop en de regering-Bouterse/Adhin heeft dat met bakken tegelijk gedaan kennelijk. En toch ligt er sinds 2008 een plan om het apparaat te rationaliseren. Maurits Hassankhan, die toen de trekker was, weet het nog als de dag van gisteren. Maar "we denken in Suriname niet in termen van langetermijn".
Het is er heet onder de tent op het terrein van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Mensen lopen af en aan om zich te registreren als ambtenaar. Veel zijn recent in dienst genomen. Kavita heeft ook gebruikgemaakt van deze gelegenheid. Ze heeft een beschikking, maar heeft vooralsnog geen plek waar ze zich moet melden. "Ik heb een baan gevraagd en gekregen vorig jaar. Ik heb veel gedaan voor het land, dus ik vind dat ik er recht op heb", klinkt het overtuigend.
Tweeduizend, drieduizend en zelfs vijfduizend. Duizelingwekkende aantallen die soms gefundeerd en dan weer niet, genoemd worden als het gaat om het aantal ambtenaren die in dienst zijn genomen door de NDP-regering, net vóór of na de verkiezingen. Met veel fanfare wordt in DNA besproken hoeveel dat per ministerie zijn met als toppunt de mededeling van de minister van Binnenlandse Zaken, Bronto Somohardjo, dat hij vierhonderd beleidsadviseurs heeft op zijn ministerie.
Maurits Hassankhan, die minister van Binnenlandse Zaken is geweest in het kabinet-Venetiaan-lll, ziet parallellen met andere periodes net vóór of na alle verkiezingen sinds 1987. "Het is niets nieuws onder de zon. Al jaren werkt politiek in Suriname zo. Net vóór of na de verkiezingen worden mensen in dienst genomen om ze te belonen voor het gedane werk", klinkt het nuchter. Trouwens, het woord patronage duikt al ruim vóó 1975 op in de media wanneer het gaat over het aantrekken van personeel in Suriname.
Functie overheid
Hassankhan, die daarmee niet aangeeft dat hij zich hierin berust, doet zijn loopbaan als historicus eer aan door te vertellen hoe het probleem is ontstaan en van waar het komt. "In de jaren zestig al kwam er een enorme aanwas aan ambtenaren in dienst. Het was de periode toen de sectie Milieubeheer in leven werd geroepen en de overheid eigenlijk deed aan werkverschaffing." Hij geeft aan dat de overheid toen een sociale functie had en dus voorzag in de behoefte aan werk.
Het aantal ambtenaren steeg zo schrikbarend dat in 1970 toen de Personeelswet werd aangenomen er al sprake was van een ambtenarenstop. "Dat betekende voor die tijd dat de ministers niet meer bevoegd waren om op eigen houtje personeel aan te nemen. Besluiten daartoe moesten door de premier - toen waren we nog een kolonie van Nederland - genomen worden. Na 1975 werd die functie overgenomen door de vicepresident", weet Hassankhan. Tegenwoordig is het zo dat het aannemen van ambtenaren tot een bepaalde schaal een aangelegenheid is van de vicepresident en als het gaat om ambtenaren in een hogere schaal, dan moet de president zelf tekenen. Beide worden daarbij bijgestaan door de Onderraad Personele Aangelegenheden.
Formatiestaten
Hassankhan legt uit dat de personele invulling bij de overheid wordt bepaald door de formatiestaten. Deze geven per ministerie, per afdeling aan wat de functies zijn, hoeveel functies nodig zijn en wie die functies zou moeten invullen. "Dus welk opleidingsniveau nodig is om de genoemde functies te kunnen vervullen." De realiteit is volgens de oud-minister dat vrijwel niemand meer werkte met die formatiestaten. "Ook tijdens mijn tijd niet. In die vijf jaar heb ik niemand zien binnenkomen bij de overheid op basis van formatiestaten. En we moeten ook wel weten dat niet alle benoemingen die gedaan worden, politieke benoemingen zijn. Soms gaat het om kader. Daar zit de overheid heel vaak verlegen om."
Toen Hassankhan minister werd van Binnenlandse Zaken in 2005 nam hij over van Urmila Joella-Sewnundun. Zij had al enkele zaken op rails gezet zoals het Functie Informatiesysteem van de Overheid (Fiso) - dat nu vrijwel ter ziele is- en de projecten die liepen in verband met het component Civiel Service Reform, waarin zijn ondergebracht het formuleren van een nieuwe human resources management strategie, de revisie van de Personeelswet, het ontwikkelen van een proceduremanual voor overheidspersoneelsbeleid, de implementatie van een HRManagement informatiesysteem en een trainingsprogramma. "Ik stapte in een rijdende trein waarbij zeker wat public sector reform betreft er al een beeld was van wat er zou moeten gebeuren om die overheid te rationaliseren." Hassankhan legt uit dat toen niet werd gekozen voor de term afvloeiing. "Want dat zou voor onrust zorgen in de samenleving."
Het traject dat ingezet was met een buitenlandse consultant, die na een internationale tender gekozen werd, en een aantal hoge ambtenaren, bestond uit een tweesporenbeleid. Het eerste was het opvoeren van het niveau van dienstverlening aan het publiek en het tweede zou zijn het werkelijk rationaliseren van de overheid. "Daarbij moesten we het bredere plaatje bekijken. Niet alleen wat wil je met de overheid, maar ook wat voor functie wil je dat de overheid heeft. Daarbij is belangrijk dat in ogenschouw genomen wordt de omgevingsfactoren om het apparaat heen."
Zekerheden
Daarmee doelt Hassankhan op de werkgelegenheid in de private sector, de zekerheden die gecreëerd kunnen worden voor ambtenaren die wel uit het systeem willen en het tegelijkertijd aantrekkelijk maken van ondernemerschap en ook de landbouw. "We zien dat ook nu de private sector nog niet zo goed ontwikkeld is om de ambtenaren die te veel zijn bij de overheid op te kunnen vangen. Ik ben wel heel blij met de Wet Nationale Basiszorgverzekering en de Pensioenwet. Omdat mensen dan zelf in hun eigen zekerheid kunnen voorzien."
Naar de reden waarom dat vooralsnog niet heeft geleid tot een effectieve uitstroom van personeel bij de overheid kan Hassankhan alleen maar gissen. "Dat kan liggen aan het feit dat het ondernemerschap onvoldoende gestimuleerd wordt en ook het feit dat er geen HRM-beleid is bij de overheid als zodanig. Bij de overheid word je gehandhaafd of je nou presteert of niet. Bij de private sector is dat een ander geval. Ook al verdient de overheid niet, het salaris blijft betaald worden. Dat zijn voordelen waaraan de private sector nu niet kan tippen", analyseert de oud-minister.
Nationaal Instituut voor Overheidsbestuur
De werkzaamheden die de consultant moest uitvoeren hebben geresulteerd in een aantal voorstellen met een duidelijke tijdlijn voor implementatie. In het conceptrapport Human Resources Management Strategie voor de Overheid en reorganisatie van de personeelsdiensten van december 2008, zijn een aantal out-of-the-box voorstellen gedaan om het ambtenarenapparaat te rationaliseren. Een daarvan was het opstarten van een Nationaal Instituut voor Overheidsbestuur. Dat instituut zou het HRM-beleid van de overheid compleet op zich moeten nemen. "Het zou een onafhankelijke instantie worden die zou ressorteren onder de vicepresident. Het ministerie van Binnenlandse Zaken zou daarbij moeten aangeven wat de behoefte is aan personeel en daarin zou het instituut moeten voorzien. Van sollicitatieoproep tot aanname van de juiste persoon."
Het zou een bij wet opgericht instituut moeten zijn en indien men buiten het instituut om toch zou trachten ambtenaren in vaste dienst aan te nemen dan zou daarop een strafbepaling in de wet opgenomen moeten worden. Die zou zonder aanziens des persoons toegepast moeten worden", zegt Hassankhan die ervoor pleit dat de Wet in staat van beschuldigingstelling Politieke Ambtdragers geschrapt wordt door DNA.
Het Nationaal Instituut voor Overheidsbestuur zou de zaken van de echte ambtenaren moeten behartigen. "Dus die in vaste dienst. En dat zou dus gestoeld moeten zijn op een nieuw op te stellen Personeelswet." Daarnaast zou de mogelijkheid moeten bestaan om aan het begin van elke nieuwe regering een bepaald quotum aan ambtenaren in dienst te nemen die de regering moeten ondersteunen.
"Maar dat zou dus aan het begin van een nieuw kabinet moeten zijn en de mensen zouden na het aftreden van dat kabinet weer uit het apparaat moeten verdwijnen. Wie vast in overheidsdienst wil komen zou dan moeten solliciteren voor een vaste betrekking bij het nieuwe instituut." Dat zou volgens Hassankhan direct afrekenen met het "kankergezwel ambtenaren ter beschikking van de minister. Die zitten dan thuis of doen iets anders en worden gewoon doorbetaald." Als voorloper op dit instituut was het de bedoeling dat elk ministerie een aparte afdeling HRM zou hebben, precies zoals elk ministerie een afdeling Comptabiliteit heeft.
Het instituut zou in eerste instantie ook verantwoordelijk moeten zijn voor een complete reorganisatie van de overheid. Daarbij zou in beschouwing genomen moeten worden wat Suriname wil met de nieuwe overheid. Wat zouden de taken zijn die daarbij horen, welke en hoeveel ministeries zijn daarvoor nodig en wat zijn de nieuwe functies die daarbij nodig zijn. In het verlengde hiervan zou ook de Personeelswet aangepast moeten worden. Het instituut zou dan op basis van de wet en de geconstateerde behoefte personeel in dienst moeten nemen. Die worden dan de ambtenaren in vaste dienst.
Ook de staatsbedrijven of parastatalen die de overheid nog in haar boezem heeft moeten volgens de oudminister geprivatiseerd worden. Hassankhan noemt als voorbeeld FAI, waar een groot aantal arbeiders na het wegvallen van de buitenlandse partner weer door de overheid betaald moeten worden. "Want ook die drukken op het budget van de overheid. Dat kan zijn in de vorm van subsidies of in de vorm van pensioenen vanwege ons pensioensysteem waarbij het pensioenfonds geen beleggingen doet zoals in het buitenland, maar wacht op storting van de overheid om uit te betalen."
Pensioenleeftijd naar 65
Dat is ook de reden waarom Hassankhan in zijn periode ook in dit verband had gesproken met de vakbonden die ambtenaren vertegenwoordigen om de pensioengerechtigde leeftijd geleidelijk aan op te trekken naar 65 jaar. "De levensverwachting van de gemiddelde Surinamer is veel hoger dan wat die was in 1970 bij het tot stand komen van de Personeelswet. De overheid heeft nu dus relatief meer kosten voor het betalen van pensioenen dan toen. Daarom ben ik geen voorstander van mensen met vervroegd pensioen sturen. Ze kosten de Staat veel langer, veel meer geld, zonder dat daar arbeid tegenover staat", zegt Hassankhan. In zijn voorstel waar alle bonden toen mee akkoord gingen kreeg de ambtenaar voor elk extra gewerkt jaar na het zestigste jaar een procent pensioen erbij. Dus als die met 65 jaar met pensioen ging, dan kreeg die 80 in plaats van 75 procent van het laatstgenoten loon.
Het rapport dat deze mooie plannen bevat beslaat ook een tijdsplanning met datum van aanvaarding juni 2011. Helaas is daar ondanks stevige lobby van Hassankhan bij zowel de oppositie als coalitie voor de verkiezingen van 25 mei 2010, geen uitvoering aan gegeven. "Dat is wat ons nekt in dit land. We hebben geen langetermijnvisie en alles van de vorige regeerders gaan we afbreken om dat van ons weer op te bouwen. Daar zijn we dan een jaar of twee mee bezig, dan kunnen we een jaar werken en dan is het weer tijd voor verkiezingen. Jammer is dat."
Kavita is intussen geregistreerd en gaat al twee weken trouw aan het werk. Of ze het werk leuk vindt? "Ik doe niet zoveel, ik heb een stoel waar ik zit, maar geen bureau. Ik zie wel hoe lang ik dit ga doen. Het geld is niet zo veel, maar als ik bij lanti ben kan ik wel een lening nemen."