Kantonrechter Marie Mettendaf motiveerde in de strafzaak van de verdachte, Howard Velliam, dat zij de bekentenis van de verdachte als geldig bewijs kon meenemen in haar vonnis. Zij veroordeelde de verdachte tot een celstraf van zes maanden, waarvan vier voorwaardelijk. De verdachte werd op 16 december in Marowijne aangehouden met in zijn bezit een hoeveelheid hennep en cocaïne. De verdachte zou zowel bij de politie als op de strafzitting toegegeven hebben dat de hennep van hem zou zijn, omdat hij al een aantal jaren drugsgebruiker is. Over de afkomst van de cocaïne hield de verdachte de lippen stijf.
Opmerkelijk in deze zaak is dat het Openbaar Ministerie (OM) vanaf de aanhouding van de verdachte geprobeerd heeft om een scheikundig rapport te bemachtigen over de verderfelijke spullen die bij Velliam waren aangetroffen. Echter lukte het na vele inspanningen toch niet om het rapport over de cocaïne te krijgen. Volgens openbare aanklager Reshmi Rathipal zou het centraal laboratorium hebben aangegeven dat het geen monsters zou hebben ontvangen. Tijdens haar requisitoir kwam het scheikundig rapport toch nog binnen. Echter vond de rechter dat zij het rapport niet meer zou kunnen accepteren, omdat deze te laat is binnengekomen. Het eerste rapport over hennep zou dan ook niet gebruikt kunnen worden. Het OM beriep zich dan op de verklaring van de verdachte, waarmee de rechter ook meeging.

‘Bekentenis verdachte geldt ook als bewijsmiddel’