Jankie vindt dat de pompstationhouders stiefmoederlijk behandeld zijn in deze. De servicestationhouders komen nu in financiële problemen vanwege dit plotselinge besluit. Zij zijn door de overheid niet gekend bij het komen tot deze beslissing en hebben dus niet mee kunnen helpen denken en beslissen over hun eigen branche. De pomphouders zijn verhit, omdat dit hen geld kost, geeft Jankie aan. Zij zegt dat de pomphouders begrijpen dat de overheid in problemen is, maar dat zij niet zelf ook in financiële problemen willen geraken. Met de verhoogde brandstofprijs zal men ook nog minder gaan tanken, waardoor de omzetten voor de pompstationhouders zullen verminderen. Om de kosten te dekken, moeten zij nu opeens meer kapitaal inbrengen. Hiervoor moet men leningen aangaan waarvoor onderpand nodig is.
De pompstationhouders zijn ook belastinginner van de governement take van de overheid. Zij schieten het geld voor bij de oliemaatschappijen, ontvangen het terug bij de pomp en dragen risico’s daarvoor, totdat zij het overdragen aan de overheid. Al vijf jaar vragen de servicestationhouders om een verruiming van hun marge en alhoewel er een overeenkomst hieromtrent bereikt is, is dit nog steeds niet uitgevoerd. Nu zijn er met de aangekondigde verhogingen van de nutsvoorzieningen nog meer kosten bijgekomen. Daarnaast zijn niet lang terug ook de kosten van de sociale wetten erbij gekomen. Ook het feit dat er ongereguleerd vergunningen voor servicestations worden verstrekt, zal voorgelegd worden aan de overheid, aangezien de concurrentiepositie van de servicestationhouders hierdoor verder afzwakt. Het komt er volgens Jankie dus op neer dat de servicestationhouders minder inkomsten genereren en meer risico’s hebben en dat zij nu van de overheid bepaalde garanties verwachten.