In 1994 en in 1998 is aan respectievelijk zijn vader en aan zijn moeder het Nederlanderschap verleend. Bij beide besluiten is bepaald dat het Nederlanderschap niet geldt voor de minderjarige kinderen aan wie geen verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland is verleend. Aangezien hij op beide momenten in Suriname verbleef, is aan hem het Nederlanderschap onthouden. De man vindt echter dat die onthouding onterecht is en in strijd met het Europees Verdrag.
De Nederlandse overheid is van mening dat de man niet de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen en dat het verzoek moet worden afgewezen.De rechtbank is het eens met de Nederlandse overheid dat geen enkele bepaling van het verdrag het recht geeft op verkrijging van een bepaalde nationaliteit.