Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat meer dan 20 procent van de Nederlandse kinderen al op zesjarige leeftijd één of meerdere gaatjes heeft. Bij Surinaams-Hindostaanse kinderen zien de onderzoekers twee keer vaker meer dan drie gaatjes in het gebit dan bij Nederlandse. Voor Turkse en Marokkaanse kinderen loopt dit overigens zelfs op tot vijf keer vaker. Van de onderzochte kinderen van Surinaams-creoolse en Kaapverdiaanse afkomst heeft één op de drie een slechter gebit dan de Nederlandse. "Bij deze laatste kinderen zien we dat het opleidingsniveau en inkomen van de moeder een rol spelen", zegt promovendus Justin van der Tas, één van de onderzoekers.
Toch verklaart dat maar een deel van het probleem, benadrukt professor doctor Eppo Wolvius: "Wij vermoeden dat het voedingspatroon met vaak veel zoetigheid een rol speelt, vooral bij Turkse en Marokkaanse kinderen. Maar of dit ook echt zo is, moet blijken uit vervolgonderzoek." Een slecht gebit op jonge leeftijd kan ook op latere leeftijd nog gevolgen hebben, zo benadrukt Wolvius. "Als je voortdurend pijn in de mond hebt, kun je minder goed functioneren. Steeds meer onderzoek wijst er bovendien op dat een chronische tandvleesontsteking een relatie heeft met bijvoorbeeld suikerziekte of hart en -vaatziekten."
Bij één kind was er met negentien van de twintig melktanden en -kiezen iets mis. Maar er waren ook veel kinderen met een gaaf gebit. "De verschillen tussen de etnische groepen waren veel groter dan verwacht, terwijl de tandartszorg voor jongeren gratis is", zegt Van der Tas.