Suriname Nieuws - artikel

PARAMARIBO - Feitelijk heeft Suriname altijd al een begrotingstekort gekend (er werd meer uitgegeven, dan er binnen kwam) - maar dit werd opgelost doordat Nederland (tot 1975) de tekorten uit eigen kas bijvulde.

Alleen in 1942 kende Suriname een begrotingsoverschot, omdat het land tijdens WO II veel grondstoffen voor aluminium produceerde wat nodig was voor de vliegtuigen van de geallieerden.

Na de onafhankelijkheid viel de helpende hand uit Nederland weg en moest Suriname op eigen kracht de economie op gang zien te houden.


In vogelvlucht kan men de Surinaamse economie vanaf 1900 als volgt samenvatten;

  1. Tot 1975
    Tekorten (behalve 1942)
    Diverse regeringen
  2. 1975 / 1980
    Korte opleving (ontwikkelingshulp)
    Onafhankelijkheid
  3. 1980 / 2000
    Grote tekorten (behalve 1995)
    Bouterse / Venetiaan / Wijdenbosch
  4. 2000 / 2010
    Langzaam herstel
    Regering Venetiaan
  5. 2010 / 2020
    Grote tekorten
    Regering Bouterse

De huidige economische crisis in Suriname is dan ook niet nieuw en zeker niet de eerste, getuige onderstaand artikel dat in originele vorm in januari 1998 werd gepubliceerd.

Het laat - in retrospectief - goed zien dat veel van de huidige problemen al vanaf de jaren '80 aanwezig zijn.

Hans Buddingh' / NRC Handelsblad
15 januari 1998 / 04 april 2020

Ondanks zijn potentiële rijkdom leeft Suriname al bijna 50 jaar beneden zijn stand. De 'gewone' man of vrouw moet bijklussen om het hoofd boven water te houden in een land dat wordt getekend door crisis.


PARAMARIBO - Suriname schaarde zich op papier ooit bij de twintig rijkste landen ter wereld. Althans wanneer het potentieel aan natuurlijke rijkdommen in aanmerking werd genomen. De Wereldbank plaatste het land enkele jaren geleden zelfs op de zeventiende plaats van de wereldranglijst.

Jaren na dato behoort het tot de armste drie van Zuid-Amerika.

Het land is er nooit in geslaagd het potentieel om te zetten in echte welvaart voor de hele bevolking. De eenzijdige oriëntatie van de koloniale economie op de plantagelandbouw vormt één van de verklaringen.

Tot eind jaren twintig van de vorige eeuw was suiker nog het belangrijkste Surinaamse exportproduct, terwijl ook koffie werd uitgevoerd. Sindsdien werd de economie van Suriname gedomineerd door de bauxietindustrie. De sector was grotendeels in handen van het Amerikaanse Alcoa, terwijl ook voormalige Shell-dochter Billiton participeerde.


Bauxiet - vergane glorie

In de Tweede Wereldoorlog was Suriname zelfs enige tijd de grootste bauxietproducent ter wereld, waardoor de aluminiumindustrie en de vliegtuigindustrie in de VS op volle toeren kon draaien. Tot ongeveer 10 jaar geleden nam de bauxietsector zo'n zeventig procent van de Surinaamse export voor zijn rekening, terwijl ook zestig procent van de inkomstenbelasting eruit afkomstig was.

Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw ging Suriname ook het eindfabrikaat aluminium en het halffabrikaat aluinaarde produceren, nadat de door Alcoa gefinancierde stuwdam in het Van Blommesteinmeer was voltooid. De bauxietsector gaf Suriname een economische impuls. Maar de werkgelegenheid bleef beperkt tot enkele duizenden mensen.

Particuliere investeerders hebben door de kleinschaligheid van de lokale markt nooit veel interesse gehad om hun geld in de productiesector te steken. Het verklaart mede de grote rol van de overheid in de economie. Suriname telt honderden staatsbedrijven met de meest uiteenlopende activiteiten, die in de niet-financiële sector bijna 35% van het bruto binnenlands product voor hun rekening nemen.

Inefficient

De efficiency laat bij veel bedrijven dan ook sterk te wensen over. Vandaar dat de toetreding jaren geleden van Suriname tot de Caraïbische gemeenschappelijke markt (Caricom) wel tot meer import, maar nauwelijks tot meer export heeft geleid.

De grote staatsbemoeienis en overregulering van de economie past in de patronagecultuur, die haar oorsprong vindt in de nog steeds etnisch georiënteerde politiek.

De etnische oriëntatie is ook een rem op economische hervormingen. De hindoestaanse bevolkingsgroep, waarin de ondernemersklasse sterk is vertegenwoordigd, heeft weinig bezwaar tegen liberalisering en privatisering. De creolen zien hierin echter een bedreiging, want zij werken overwegend in het veel te grote ambtenarenapparaat en bij de staatsbedrijven.


Miljarden verdampt

Veel van de (omgerekend) miljarden euro's ontwikkelingshulp die Nederland sinds de onafhankelijkheid in 1975 aan Suriname ter beschikking stelde, is besteed aan infrastructuur.

De geldstroom leidde weliswaar tot kortstondige oplevingen van de economie, maar niet tot een duurzame verhoging van de productie. Uit economisch onderzoek is gebleken dat de Nederlandse hulp er voor zorgde dat particulieren juist minder gingen besparen en investeren.


Hyperinflatie

Rond 1990 bereikte de Surinaamse economie een dieptepunt na jaren van fiscaal en monetair wanbeleid in de periode van de militaire dictatuur van 1980 en de eerste jaren daarna met een hyperinflatie die tot boven de vijfhonderd procent reikte.

De Surinaamse gulden, die ooit in waarde meer waard was dan de Nederlandse gulden, was nog nauwelijks een halve cent waard.

De ommmekeer kwam in 1995 tijdens de regering van president Venetiaan, toen een eind werd gemaakt aan de monetaire financiering en het overheidstekort werd weggewerkt. Volgens het Internationaal Monetair Fonds (IMF) vertoonde de Surinaamse economie na jaren van krimp in 1995 en 1996 weer een positieve groei van respectievelijk 5 en 3 procent, terwijl de inflatie volledig tot staan was gebracht.


Nieuwe instorting

Het IMF waarschuwde in 1997 in zijn landenrapport de nieuwe regering van president Wijdenbosch dat de economie opnieuw dreigt te ontsporen. Wijdenbosch maakte een eind aan het structurele aanpassingsprogramma. Ook werden salarisverhogingen van 25 procent en meer betaald aan ambtenaren en nieuwe verhogingen in het vooruitzicht gesteld.

Verder werden contracten getekend voor de bouw van bruggen over de Surinamerivier en de Coppename, terwijl nog onduidelijk is hoe de projecten moeten worden gefinancierd. Bij de belastinginning dreigen problemen na het wegsturen van Nederlandse belastingdeskundigen die door de regering als ongewenste pottenkijkers werden beschouwd.


Junkstatus

Vanaf 2010 loopt de buitenlandse schuld op tot meer dan een miljard Amerikaanse dollar - voornamelijk door het afsluiten van nieuwe leningen. De budgettaire problemen kunnen nog ernstiger worden nu vele leningen en kredietlijnen door de nieuwe CCC (junk-) status volledig stil lijken te vallen.

Hoe de Surinaamse economie er precies voorstaat weet niemand. Het IMF stelde vast dat de omvang van de parallelle (informele en illegale) economie is ontspoort. Hiervoor werd al de basis gelegd in de jaren tachtig, toen achtereenvolgende regeringen door het deviezengebrek de financiering van importtransacties uit onofficiële deviezenbronnen toelieten.

Daarmee werd de deur opengezet voor een geldstroom uit narcoticahandel, smokkel en corruptie. Goed draaiende winkels en boetieks en de vele luxe auto's in Paramaribo wezen ook toen al op een uitbundige consumptie.


Oliestaat?

Uit de officiële economie valt dat nauwelijks te verklaren. De bauxietindustrie is ingestort, slechte gouddeals leveren niets tot weinig op en recentelijk ontdekte olievelden staan de komende jaren nog droog.

Ook de kleine raffinaderij van Staatsolie, waar olie uit één van de districten wordt verwerkt, levert nog altijd slechts een bescheiden bijdrage aan de economie.

De landbouw, met name de belangrijke rijstsector, heeft nog steeds met problemen te kampen, omdat door gebrek aan financiële middelen de infrastructuur sinds de jaren tachtig sterk is verwaarloosd. Bovendien is de rijstexport, net als die van bananen, sterk afhankelijk van de importregels en gezondheidsregulering van de Europese Unie.


Roofbouw en leegkap

Het IMF constateert dat met name de hout- en goudsector, en ook de visserij, te maken hebben met omvangrijke illegale export ter waarde van mogelijk vele honderden miljoenen dollars. In het waardevolle Surinaamse regenwoud dreigt, mede door gebrekkige controle, een kaalslag.

Slechts een handjevol particulieren profiteert daarvan. De gewone Surinamers moeten intussen bijklussen om het hoofd boven water te houden.

In Suriname bestaat daar het mooie woord 'hosselen' voor.

Suriname staat in de top 3 van armste landen van Zuid-Amerika.

In Suriname leeft ruim 25% van de bevolking in armoede. Vooral tijdens de tweede regering van Desi Bouterse, sinds 2015, is het inkomen per hoofd van de bevolking zeer sterk gedaald.

Het land behoort daarmee tot één van de armste regio's in Zuid-Amerika.

Bron : Suriname Nieuws


— UW MENING —

Wat vindt u van dit artikel?


Wilt u reageren op de vraag?

Lees verder in de gratis app!