[1/5] De overtocht van India naar Suriname

De 64 overtochten naar Suriname beslaan een periode van 44 jaar (1873-1916). Door de tijd heen werd het transport steeds beter mede als gevolg van vernieuwingen in de technologie.

Dat had natuurlijk invloed op de verkorting van de reisduur (van drie naar één maand) en verbetering van de voorzieningen aan boord en dat leidde weer tot daling van de sterfte aan boord.

De eerste schepen waren zeilschepen van hout, later was de romp van de zeilschepen van ijzer.

Daarna waren er schepen die zowel door zeilen én door stoom (een overgangsvorm) werden voortgedreven, zoals het schip Clive dat in 1877 in Suriname arriveerde.

Vervolgens werden de meeste schepen door uitsluitend stoom aangedreven en verdwenen de grote zeilschepen uit beeld.

De Lalla Rookh was erg modern voor zijn tijd

Het is dan ook van belang om bij de beoordeling van de levensomstandigheden op de schepen onderscheid te maken tussen de eerste zeilschepen zoals de Lalla Rookh en de laatste stoomschepen die waren uitgerust met bijvoorbeeld reddingsboten en reddingsvesten, zoals ook te zien is op sommige foto's.

Ten behoeve van de overtocht van Hindostaanse contractarbeiders van India naar Suriname zijn voornamelijk schepen ingeschakeld die toebehoorden aan drie transportmaatschappijen.

Tot 1888 was er enige concurrentie tussen de maatschappijen: G.D. Tyser and Company, Sandbach Tinne & Co en de Nourse Line, alle Engelse transportmaatschappijen.

De rederijen moesten doorgaans inschrijven voor een transport op verzoek van het Surinaamse Immigratiedepartement, waarna na toekenning een contract werd gesloten.

De meeste schepen zijn gebouwd in Groot-Brittannië en meestal in de scheepswerven van Glasgow. In Glasgow waren verschillende scheepsbouwers. Ook werden vaak schepen gekocht van andere rederijen om ingezet te worden voor het vervoer van Indiase emigranten.

De bewering dat de schepen waar contractarbeiders mee zijn vervoerd gebouwd zijn in Calcutta is onjuist, zoals ten onrechte door auteurs als Mansingh & Mansingh is gesteld in 1999. Zij hebben een boek geschreven over de immigratie van contractarbeiders naar Jamaica.

Er waren hoge standaarden rondom de contractarbeiders

Volgens de historicus Piet Emmer was zelfs geen enkel massatransport in de negentiende eeuw met zulke hoge standaarden van transport uitgerust als dat van de Indiase contractarbeiders.

De scheepskapiteins en het scheepspersoneel werden onder constante druk van de regels en voorwaarden en vooral ook van de chartermaatschappijen gezet.

Je had bijvoorbeeld ook lifeboats (reddingsboten) op de schepen en vanaf 1903 was het verplicht dat ook lifebelts (reddingsvesten) op de schepen beschikbaar waren.

Zowel zeilschepen als stoomschepen hebben Hindostaanse immigranten overgebracht naar Suriname.

Een overgangsvorm tussen zeilschepen en stoomschepen waren zeil-annex-stoomschepen, zoals te zien op foto's van een immigrantenschip in Paramaribo.

Stoomschepen

In totaal zijn voor de 64 transporten 36 schepen ingezet, waaronder 25 zeilschepen en 11 stoomschepen.

Al in de jaren 1870 waren er stoomschepen gebouwd, maar rond de eeuwwisseling nam de bouw van grotere stoomschepen een hoge vlucht. Deze nieuwe stoomschepen waren groter (meer dan 2.000 ton) en konden 750 tot 900 passagiers vervoeren.

Deze schepen waren zwaar vanwege de stoompijp en de opgeslagen kolen die als brandstof dienden. Er was ook minder scheepspersoneel nodig omdat er geen zeilen hoefde te worden bediend.

De Indiërs hadden nog nooit een "zwarte neger" gezien

Er waren overigens wel stokers nodig om de kolen continu te stoken. Deze immigrantenschepen bunkerden bij Kaap de Goede Hoop (Zuid-Afrika).

Tijdens het laden van kolen in Zuid-Afrika zagen de Hindostaanse contractarbeiders van deze schepen voor het eerst "zwarte negers", omdat op de stoomboten geen zwarten werkten als matroos.

Een deel van de Hindostaanse immigranten die met zeilschepen de overtocht maakten hadden al eerder "zwarte negers" gezien omdat op sommige schepen (zoals de Sheila en de Avon) ook donker personeel werkzaam was.

De grotere stoomschepen waren niet gebonden aan vaarseizoenen en konden op elk gewenste datum vertrekken. De duur van de zeereis naar Suriname werd verkort tot ongeveer een maand vergeleken met drie maanden bij zeilschepen.

De Lalla Rookh was een relatief klein zeilschip

Het eerste zeilschip, de Lalla Rookh (1.277 ton) die in Suriname aankwam met ongeveer 400 emigranten was veel kleiner dan het laatste (stoom)schip, de Dewa die met meer dan 800 emigranten op 24 mei 1916 in Suriname aanmeerde.

Het stoom– en zeilschip de Clive had een lengte van 313 voet (ongeveer 95 meter) en een breedte van 40 voet (ongeveer 12 meter) kwam naar Suriname in 1877.

Het artikel over de overtocht beslaat in totaal vijf delen.

Vanwege de omgang worden deze los van elkaar gepubliceerd in de app.

Bron : Chan E.S. Choenni / Radjin Thakoerdin / Hindorama


— UW MENING —

Kende u het verhaal van de grote oversteek?


Wilt u reageren op de vraag?

Lees verder in de gratis app!