[5/5] De overtocht van India naar Suriname

De maandenlange overtocht was voor velen een traumatische ervaring. Men zat als het ware gevangen op het schip en men kon alleen ontsnappen door overboord te springen.

Traumatische ervaring

Velen had geen idee van waar zij naartoe gingen en hoe de reis zou eindigen. Maar door gebrek aan ooggetuigenverslagen kunnen wij helaas geen compleet beeld schetsen van de beleving door de emigranten van deze overtochten.

Overledenen kregen een zeemansgraf

Bij de sterfgevallen kreeg men het zeemansgraf (overboord zetten van het lijk in de namiddag), waarbij de emigranten niet aanwezig mochten zijn.

De "begrafenis" daaraan voorafgaand ging gepaard met ceremoniële rituelen afhankelijk van of het een hindoe of moslim betrof.

Er werden rouwdiensten gehouden om het leed te verzachten.

Volgens kapitein Angel van het zeilschip Sheila hadden de immigranten nauwelijks een idee waar ze naartoe gingen.

De zee werd kálá páni genoemd. Hij vertelt dat na een zeereis naar Trinidad de "coolies" hem zeer dankbaar waren.

Tijdens de ontscheping in Trinidad bogen ze met hun handen tegen het voorhoofd één voor één diep voor hem neer en bedankten hem met de woorden ‘Salám Bará Sáhib

De meeste Hindostaanse immigranten werden opgevangen in het zogeheten Koeliedepot te Paramaribo, voordat zij aan "hun" plantage werden toebedeeld.

Het terrein werd bewaakt en was niet openbaar toegankelijk.

Aankomst en identificatienummers

Bij aankomst in Suriname werden na inspectie en medische keuring van het schip de immigranten ontscheept. Men had een gathari (grote zak/buidel) bij zich die zij hadden ontvangen om hun bescheiden in te bewaren en te vervoeren.

Daarnaast controleerde de Agent-Generaal alle stukken waaronder de monsterrollen met de persoonlijke gegevens.

De immigranten kregen een identificatienummer dat in alfabetische volgorde correspondeerde met het nummer van het schip dat naar Suriname i.c. Guyana (een deel is in Guyana aangekomen en overgebracht naar Suriname) vertrok.

De immigranten zijn aan de hand van dit (scheeps)nummer te traceren naar schip, datum van vertrek uit India en jaar van aankomst in Suriname (zie: database Gahetna, Nationaal Archief Nederland).

De administratie was zeer nauwgezet

Het nummer van de immigrant zoals opgenomen in de monsterrol van het schip was een identificatienummer gegeven door de Emigratie-Agent te Calcutta.

Volgens de koloniale wetgeving moesten de gearriveerde immigranten van een bepaalde "landaard" onder een doorlopend volgnummer van dat jaar worden opgenomen.

Elk jaar vanaf 1872 kreeg een letter, oplopend van A t/m Z en daarna van Aa t/m Ss.

Men ging ervan uit dat al in 1872 de eerste Hindostaanse contractarbeiders zouden arriveren in Suriname en daarom was het nummer A al toegekend.

De eerste Hindostaanse contractarbeiders arriveerden vanwege vertraging pas in 1873 in Suriname en niet in 1872.

Daarom werd begonnen met de letter B, te beginnen bij de emigranten die met de Lalla Rookh arriveerden.

De immigranten van 1873 hebben de nummers B/1 tot en met B/2541; die van 1874 hebben de nummers C/1 tot en met C/1413. Aangezien de immigratie uit India plaats vond in de periode 1873-1916, lopen de letters voor de Hindostaanse immigranten van B (1873) tot Ss (1916).

Op een gegeven moment waren "de letters" op

Toen de letters tot Y (1896) waren vergeven, werd opnieuw begonnen, maar nu met Aa tot Ss. De letters geven het desbetreffende jaar aan.

De immigranten zijn aan de hand van dit (scheeps)nummer te traceren naar schip, datum van vertrek uit India en jaar van aankomst in Suriname.

Het artikel over de overtocht beslaat in totaal vijf delen.

Vanwege de omgang worden deze los van elkaar gepubliceerd in de app.

Bron : Chan E.S. Choenni / Radjin Thakoerdin / Hindorama


— UW MENING —

Kende u het verhaal van de grote oversteek?


Wilt u reageren op de vraag?

Lees verder in de gratis app!